Historie van het van Dam orgel uit 1899

 

Het instrument werd gebouwd voor de Scheveningse Nieuwe Kerk aan de Duinstraat. Deze kerk werd ontworpen door architect Roelof Kuipers en gebouwd in 1894. In 1896 werd door de firma L. van Dam & zonen, orgelfabrikant te Leeuwarden, een voorstel gedaan voor de vervaardiging van een nieuw orgel met twee handklavieren en een vrij pedaal. De firma Van Dam was een bekende orgelmaker. De derde generatie van dit gerenommeerde orgelmakershuis heeft het orgel te Scheveningen gemaakt. Het was destijds voor de firma van Dam het 323-ste instrument wat door hen werd gebouwd c.q. gerenoveerd.

Van Dam wist een eigen stempel op het orgel te drukken. Het totale bestek, de beschrijving van de materialen en de bewerking en inrichting van het orgel, beslaan in totaal 19 artikelen. Nadat door de Kerkvoogdij opdracht aan Van Dam was gegeven, werd op advies van Van Dam het bestek op een aantal essentiële punten aangepast. Deze gegevens leiden wij af uit de briefwisseling tussen orgelmaker en Kerkvoogdij. Hierin gaf Van Dam aan dat de verhouding van het orgelfront tot de beschikbare ruimte in de kerkzaal niet in overeenstemming was. Dit leidde dan ook tot de toevoeging van de Bazuin 16’ en de vergroting van het front.

Op 14 februari 1899 werd het orgel in gebruik genomen, waarbij de organist van de Grote Kerk te Den Haag, Arie Nikolaas Koopman, de gemeentezang begeleidde en enkele orgelstukken ten gehore bracht.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) werd de kerk gesloten. Het orgel werd uit veiligheidsoverwegingen gedemonteerd en opgeslagen in de Oude Kerk te Delft. Bij herplaatsing na de oorlog werd het orgel enigszins gewijzigd. In 1955 werd door de firma De Koff de koppel Pedaal-BW toegevoegd en een nieuw pedaalklavier aangebracht.

 

 

In de jaren zestig werd het interieur van de kerk in Scheveningen gemoderniseerd, bij welke werkzaamheden het orgel o.a. door vrijkomend gruis sterk werd vervuild. De orgeldeskundige dr. J.W. Droeve, secretaris van de orgelcommissie der Nederlands Hervormde Kerk, verrichte onderzoek naar de staat waarin het instrument verkeerde. Herstel bleek nodig en ook mogelijk.

Door de Scheveningse Kerkvoogdij werd voor dit herstel gekozen. De uitvoering hiervan vond plaats in 1965 door J. van der Zwan.

Hierbij werden de volgende werkzaamheden uitgevoerd:

•  Verwijdering van de Klarinet 8’. Hiervoor kwam een Dulciaan 8’ in de plaats.
•  Vernieuwing van de Mixtuur 3-4 sterk.
•  Aanbrenging van twee pneumatische Tremulanten voor Hoofd- en Bovenwerk.
•  Vervaardiging van een nieuwe windvoorziening.
•  De orgelkas werd geschilderd in een witte kleur.
•  Het oude pijpwerk is in de orgelkas grotendeels bewaard gebleven.

Begin jaren ’70 werd door Orgelmakerij de Gebr. Reil uit Heerde het orgel gerestaureerd. Hierbij werden de volgende werkzaamheden uitgevoerd:

•  Het werk van Van der Zwan werd deels ongedaan gemaakt.
•  De oorspronkelijke Mixtuur werd teruggeplaatst en uitgebreid tot 6 sterk.
•  De Cornet werd verplaatst en aangevuld tot 5 sterk.
•  Er werd op de plaats van de Quintadeen 8′ een Quint 3’ aangebracht.
•  Er werd op de plaats van de Vox Céleste 8’ een Quint 1 ½ aangebracht.
•  De vrijgekomen plaats van de Cornet werd benut voor het plaatsen van een Sexquialter.

In 1985 werd onder advies van Jan Jongepier door Orgelmakerij Gebr. Reil uit Heerde het orgel gerestaureerd. Hierbij werden de volgende werkzaamheden uitgevoerd:

•  Herschikking van de windladen.
•  Plaatsing van alle originele registers zoals Violon 16’ discant, Quintadeen 8’, Cornet 3 sterk en Mixtuur 3-4 sterk.
•  Toevoeging van Prestantquint 3’.
•  Vervanging van het pijpwerk van de Sexquialter 2 sterk.
•  Toevoeging van de Quintfluit 3’.
•  Toevoeging van de Flageolet 1’.

Na deze restauratie werd het orgel op 22 november 1985 weer in gebruik genomen.

Tot halverwege 1997 heeft het instrument in de Nieuwe Kerk te Scheveningen dienst gedaan. Door bekende Nederlandse en buitenlandse organisten werden regelmatig orgelconcerten gegeven. Wegens teruglopend kerkbezoek heeft de Kerkvoogdij moeten beslissen de kerk te sluiten.

Nadat het orgel was aangekocht, bleek dat het orgel geplaatst stond op de Gemeentelijke Monumentenlijst van de Gemeente ’s-Gravenhage. Derhalve moest door de Kerkvoogdij een vergunning aangevraagd worden voor verplaatsing van het orgel naar Wageningen. De gebruikelijke aanvraag werd hiertoe gedaan. Na enkele procedures te hebben doorlopen kon het orgel in december 1998 worden gedemonteerd door Orgelmakerij Boogaard uit Rijssen.

Met de overplaatsing van het orgel naar Wageningen is een uniek instrument bewaard gebleven, wat nu dienst kan doen in het nieuwe kerkgebouw. Hierbij moet worden opgemerkt dat de klank van het instrument bijzonder goed tot uitstraling komt in deze akoestisch zeer fraaie kerkzaal.

 

 

Door de orgelmaker……

Op woensdag 9 december 1998 heeft het Van Dam orgel voor het laatst geklonken in de Nieuwe Kerk van Scheveningen. Op maandag 20 december 1999 klonken de eerste registers in de Immanuëlkerk in Wageningen.

De demontage van het orgel begon op 9 december 1998 met het verwijderen van de 1618 orgelpijpen, waarvan de langste pijp 3.38 meter en de kortste slechts 6 millimeter corpuslengte meet. Alle onderdelen, zoals speeltafel, windladen, mechanieken, balg enz. werden, vóór dat de demontage begon, vastgelegd op foto en tekening. Op 12 januari 1999 stond het gedemonteerde orgel in het orgelatelier te Rijssen. De aanwezige archieven, waaronder het originele bouwbestek van Van Dam uit 1897, zijn bepalend geweest voor de wijze waarop de opgedragen werkzaamheden aan het orgel zijn uitgevoerd. De wens om de windladen in originele staat en indeling te brengen, kon vanwege de in 1985 uitgevoerde herindeling door Gebr. Reil niet uitgevoerd worden. Er werden toen nieuwe dekplaten over de oude sponsels heen gelijmd, waarna de lade opnieuw werd ingedeeld, zodat bij reconstructie ook de oude sponsels verwijderd zouden moeten worden.

Gekozen is voor handhaving van de indeling 1985 met op het Bovenwerk een terugplaatsing van de Vox Céleste 8’ op een kantsleep. Dit register was in 1970 verwijderd

 

 

Het pijpwerk is nieuw gemaakt in van Dam stijl, evenals de nieuwe Dulciaan 8’ op het Bovenwerk. Dit register is gekopieerd van de Fagot 16’  van het Hoofdwerk van het Van Dam orgel (1892) te Enschede. Alle Laukhuff pulpeten zijn vervangen door nieuw vervaardigde pulpeten in van Dam stijl. Alle ventielen zijn opnieuw beleerd. De frontpijpen zijn opnieuw gepolijst en de labia zijn verguld met 23 ¾ karaat bladgoud. Droogtescheuren in de orgelkas, kanalen en houten pijpen zijn weer gelijmd. De orgelkas met daarin de windladen, balg en frontpijpen, evenals de door ons nieuw gemaakte rondingen van de balustrade stonden eind april 1999 in de nieuwe kerk van de Gereformeerde Gemeente te Wageningen opgebouwd. Voor de kleurstelling van de orgelkas is gekozen voor middeneiken. Bij het bepalen van deze kleur en de verdere afwerking van de orgelkas is uitgegaan van de inhoud van een brief van L. van Dam aan dhr. Kuiper (Kerkvoogdij), d.d. 1 december 1898. Hierin adviseert Van Dam het orgel te schilderen in een tamelijk donkere houtkleur (dus niet wit) en de ornamenten met goudbrons of met goud te bewerken. De afwerking en het aanbrengen van het bladgoud is verzorgt door de firma Ten Berge te Rijssen en de firma De Jongh uit Waardenburg.

 

 

In het originele bestek is sprake van een Crescendo voor het Bovenwerk, die destijds waarschijnlijk vanwege financiële redenen niet is gerealiseerd. De ruimte voor een Zwelkast is in het orgel duidelijk aanwezig. Bij het uitvoeren van de opdracht om een Zwelkast voor het Bovenwerk te vervaardigen, is gekozen voor de uitvoering van een –aan drie zijden met jaloezieën uitgevoerde- Zwelkast, evenals het Van Dam orgel uit 1894 van de voormalige Oosterkerk te Arnhem. Dit orgel werd in 1969 aan een kerk in Duitsland (Marienbaum) verkocht, waarbij de Zwelkast helaas verloren is gegaan. Het orgel telt nu in Wageningen 29 sprekende registers (1662 orgelpijpen). In 1898 was de winddruk van het orgel 85 mm waterkolom. Deze winddruk kon, dankzij de akoestische eigenschappen van de nieuw gebouwde kerk, gehandhaafd blijven.

Huidige dispositie van het orgel (1999)

Hoofdwerk 

Violon 16’disc.
Bourdon 16’
Prestant 8’
Roerfluit 8’
Quintadeen 8’
Octaaf 4’
Roerfluit 4’
Prestantquint 3’
Octaaf 2’ ’
Sexquialter 2 st. disc.
Cornet 3 st. disc.
Mixtuur 3-4 st.
Trompet 8’

Bovenwerk (in Zwelkast) 

Salicionaal 8’
Viool di Gambe 8’
Vox Céleste 8’
Holpijp 8’
Salicet 4’
Flûte Harmonique 4’
Quintfluit 3’
Woudfluit 2’
Flageolet 1’
Dulciaan 8’
Cresendo
Tremulant (inliggend)

Pedaal

Subbas 16’
Octaaf 8’
Gedakt 8’
Octaaf 4’
Trombone 8’
Bazuin 16’

Tremulant voor het hele orgel: opliggend mechanisch

Koppelingen:

Hoofdwerk – Bovenwerk
Pedaal – Hoofdwerk
Pedaal – Bovenwerk

Klavieromvang:
Manuaal C – g’’’
Pedaal C – f

© Foto’s Jan-Willem van Braak